Enkele seconden nadat Marc en ik elkaar hebben begroet via Zoom wordt Marc getrokken door de instrumenten, een Fender Stratocaster en een Epiphone Dot, die aan mijn muur hangen. Zoals iedere liefhebber richt hij zich direct op datgene wat hem zo aantrekt: muziek. Luisteren, maar vooral ook het spelen. In deze editie van Off The Record zal dit dan ook in het middelpunt staan.
Wie college heeft gehad van Marc Slors kent hem als een spraakzame hoogleraar met bevlogenheid voor zijn vakgebied cognitiefilosofie. Naast zijn academische bezigheden is Marc echter ook een begenadigd muzikant die meerdere instrumenten kan bespelen: “Ik heb lange tijd gitaar gespeeld, en speel al heel lang piano en percussie, maar bas heeft nu mijn voorkeur.”
Ben je ook met de basgitaar begonnen?
“Nee” antwoordt Marc resoluut, en lacht: “Ik ben begonnen met fluit, toen ik klein was. Vervolgens ben ik overgestapt op piano en heb ik heel lang jazzpiano gespeeld. Op een gegeven moment zat ik in een bandje met twee pianisten en geen bassist, en toen dacht ik: nou dan doe ik bas. Basgitaar, vooral fretloze, heeft altijd mijn belangstelling gehad: op de middelbare school leerde ik de muziek van Jaco Pastorius leerde kennen, en dat vond ik helemaal fantastisch. Ik heb toen een basgitaar geleend en lange tijd bas gespeeld. Vervolgens kwam ik via via bij een groepje terecht met een heel goede jazzzangeres. Die zei: ‘Kun je ook gitaar spelen? Dan kunnen we een duo beginnen.’ Zodoende ben ik gitaar gaan spelen.”
Dus eerst bas en toen gitaar, vaak is het toch andersom?
“Het is vaak andersom ja, maar ik heb een jaar of tien bijna alleen maar gitaar gespeeld. We traden veel op in zo’n duo setting, een beetje zoals Tuck & Patti (een Amerikaans Jazz duo, red.). Langzamerhand ben ik uiteindelijk weer terug naar bas gegaan toen mijn zoon ging drummen. Mijn andere zoon speelt piano, hoewel niet heel serieus. We hebben toen hier beneden een muziekkelder met piano’s, opnameapparatuur, een drumstel en versterkers gemaakt… Dan wordt het op een gegeven moment gewoon leuker om samen te spelen, vooral als er ook een basspeler bij is.”

Wat spreekt je het meeste aan in de bas?
“Dat weet ik eigenlijk niet zo goed. Ik denk dat ik uiteindelijk meer melodisch en niet harmonisch denk, wat misschien komt omdat ik als klein jongetje fluit heb gespeeld. Dan denk je toch in lijnen en niet in akkoorden. Als ik met gitaristen samen speel valt me op dat die heel harmonisch denken. Dat heb ik nooit echt zo gehad; ik merk dat ik heel ritmisch denk. Dat ritme-element vind ik ook prettig aan bas.”
Heb je muziek al vanuit huis uit meegekregen vroeger?
“Mijn ouders draaiden altijd heel veel klassieke muziek. Ik houd zelf ook heel erg van klassiek, maar niet van hetzelfde als mijn ouders. Die luisterden vooral Mozart, Beethoven en Brahms: voornamelijk de pianoconcerten en orkestwerk. Daar ben ik helemaal niet van: ik houd over het algemeen meer van Barok en Renaissance, of juist van hele moderne muziek. Ondanks dat ik eigenlijk helemaal niet houd van waar mijn ouders van houden, ben ik dus wel opgevoed met muziek. Mijn oma was ook pianist. Er zijn dus wel verbanden, maar de dingen waar ik van hield en houd resoneerden niet heel erg thuis, om het zo maar te zeggen. Ik heb echt oorlog gevoerd met mijn vader of ik überhaupt jazz mocht draaien als achttienjarige.”
In welk jaar was dat?
“In 1984, toen luisterde ik heel veel naar jazz. Dat was een ontdekking voor mij, en echt iets wat thuis niet kon. Mijn vader vond het afschuwelijk: we moesten vechten om het überhaupt aan te mogen zetten. Jazz heb ik dus niet meegekregen van huis uit, maar het is wel iets wat er denk ik genetisch een beetje in zit: mijn zoon luisterde ook heel veel naar jazzmuziek. Hij speelt dus drums, en heeft in z’n leven al vijf keer zo vaak op het podium gestaan als ik. Komend jaar gaat hij ook naar het conservatorium in Rotterdam, als enige toegelaten kandidaat uit Nederland. Hij wordt jazzdrummer, dus misschien is dat iets genetisch. Bij hem merk je zo erg dat het van nature komt, maar hoe dat genetisch dan precies zit weet je nooit hè.”
Hoe ben je uiteindelijk in aanraking gekomen met jazz? Thuis mocht het niet gedraaid worden, en de jaren tachtig waren niet per sé het tijdperk waarin jazz de poplijsten bestierde.
“Via de middelbare school. Ik probeerde toen bandjes op te zetten. Dat was natuurlijk een heel andere tijd. Nu is er van alles beschikbaar op YouTube, toen niet. Toen moest je gewoon via via iets horen. Dan had bijvoorbeeld iemand twee dorpen verderop een LP van Miles Davis waar je nog nooit van had gehoord, en dan ging je met de fiets daarheen om ernaar te luisteren. Dan denk je: ‘what the fuck is dit?’ Tegenwoordig is het makkelijk om aan dingen als bandjes, oefenruimtes, instrumenten, en installaties te komen. Vroeger was dat er allemaal niet: wij moesten zelf onze boxjes in elkaar schroeven.” Marc lacht: “Een optreden bestond voor ons voor de helft uit solderen, het herstellen van onze apparatuur. Ik deed dat met een paar mensen. Een aantal daarvan kwam uit meer muzikaal onderlegde families, en zij kwamen dan aan met dat soort muziek. Langzaamaan hoor je dat dan en dan denk je ‘dit is te gek!’ Dat ging alleen heel langzaam, niet zoals nu, dat je gewoon van alles hoort. Toen werd je lid van de platenbibliotheek en ging je platen halen in Den Haag. Daardoor leerde je dan langzamerhand wat muziek kennen.”
Als ik denk aan de jaren tachtig, dan denk ik vooral aan hair metal, Bruce Springsteen en Bananarama, maar niet aan jazz.
“Jazz, maar ook vooral jazzrock, zoals Jaco Pastorius, die ik voor het eerst hoorde in Weather Report. Ik moet eerlijk zeggen dat, als ik terugluister naar wat er zoal geproduceerd is op het gebied van muziek, ik de jaren tachtig geen hoogtepunt vind. Er wordt vaak gezegd dat wat je tijdens je pubertijd luistert, bepaalt wat je goed blijft vinden. In mijn geval gaat dat absoluut niet op: ik vind dat de jaren tachtig heel veel slechts geproduceerd hebben. Niet alleen op het gebied van muziek, maar ook op het gebied van architectuur, kunst en politiek. Ik had niks met wat mijn klasgenoten leuk vonden. We hadden gewoon een groepje vrienden waarmee we verschillende bandjes vormden en gingen jammen. Daar waren een aantal mensen bij die wisten waar de goede dingen zaten, zoals een jongen wiens vader jazzbassist en -pianist was.”

Ik vind het bijzonder knap wat je zoon presteert. Is hij als enige Nederlander aangenomen in zijn gebied, of op het hele conservatorium?
“Nee in zijn gebied, jazzdrums. Maar goed, hij speelt al van jongs af aan. Je merkt echt wat het effect is van opgroeien in een omgeving waar heel veel muziek wordt geluisterd. Van zwaar klassiek tot jazz tot heftige rock, echt alles. Als je als klein jongetje daarin opgroeit, dan merk je het effect daarvan op je brein. Beneden in de muziekkelder staat een computer, waar ik wel eens concerten op kijk. Op een gegeven moment was ik een concert van Herbie Hancock aan het luisteren. Mijn zoon – hij was toen nog klein – kwam binnenlopen en kwam op mijn knie zitten om mee te kijken. Toen voelde ik al aan zijn lijfje ‘hier gebeurt iets.’ De volgende dag kwam ik de muziekkelder weer binnen en zat hij daar op z’n kruk datzelfde concert weer te kijken. Hij draaide zich om en zei: ‘Papa, even wachten, over drie maten komt het mooie stukje.’
We hebben hem ooit op pianoles gedaan, maar dat was geen succes. Toen dachten we: die jongen is niet zo heel muzikaal. Toen hij dat over die maten zei, dachten we: wacht effe, er is hier wel iets aan de hand. Vanaf dat moment is hij echt helemaal in het drummen verzopen. Dan zie je wel dat dat uitmaakt, als je vanaf zo’n jonge leeftijd zoiets doet wordt het een tweede natuur. Dat heb ik nooit gehad. Als ik dat bij hem zie en hoor merk ik wat dat oplevert aan kwaliteit van spelen. Daar ben ik ook wel eens jaloers op.”
Hoe oud was je precies toen je begon met piano?
“Ik denk dat ik dat pas op m’n zestiende of zeventiende ging doen, veel te laat eigenlijk.”
Is dat zo?
“Nou ja, nee natuurlijk niet, maar het helpt niet.”
Wilde je zelf piano leren op die leeftijd?
“Ik was een beetje passief in die dingen: ik speelde fluit, dat ‘deed ik nou eenmaal.’ Uiteindelijk had ik het wel een beetje gezien met die barokmuziek. Dat jaar ging ik eigenlijk alleen maar op les om met m’n muziekleraar te praten. De enige lessen die ik heb gehad waren fluit en muziektheorie. In de instrumenten die ik nu speel heb ik eigenlijk nooit les gehad.”
Dus je hebt alles zelf geleerd?
“Ja, bijna alles wel.”
Hoe deed je dat dan in die tijd? Nu zouden we muzieklessen op YouTube opzoeken, maar toen had je dat natuurlijk niet.
“Ik heb twee jaar theorieles gedaan omdat ik ooit van plan was om zelf naar het conservatorium te gaan en wist dat je daar theorie voor nodig had. Ik was daar wel heel goed in, kan ik eerlijk zeggen. De rest van m’n leven heb ik daar plezier aan gehad, ook al ben ik uiteindelijk niet naar het conservatorium gegaan. Rafael, mijn jongste zoon, moest bijvoorbeeld een toelatingsexamen afleggen afgelopen jaar, en toen heb ik hem de theorielessen gegeven. Als je muziektheorie kent en je weet wat je aan het doen bent, dan is het vijfhonderd keer makkelijker om een instrument te leren spelen. Natuurlijk, alle technieken en vingerbewegingen moet je nog leren, maar dat is een kwestie van oefenen. Als jij weet wat een Dorische ladder is of een Mixolydische ladder, en hoe dat verschilt en harmonisch werkt, dan scheelt dat heel erg veel moeite.”
Ik loop er zelf ook vaak tegenaan dat ik wil weten hoe het allemaal zit. Uiteindelijk schiet het er toch een beetje bij in om het allemaal bij te gaan leren.
“Wat dat betreft is piano ook wel handiger dan gitaar, omdat piano visueel is. Wij hadden vroeger, toen ik kind was, een piano thuis staan. Ik ging daar altijd gewoon zelf achter zitten en dingen leren. Ik had al van alles geleerd toen ik elf, twaalf jaar oud was, maar ik wist niet hoe het heette. Toen ik op theorieles ging kwamen daar vervolgens namen bij. Daardoor ging het ook heel snel. Ik denk dat piano spelen er dus wel iets mee te maken heeft. Het is allemaal heel visueel, je ziet hoe het allemaal in elkaar zit, en daar heb ik nog steeds profijt van.”

Ik herinner me een filmpje dat ik laatst keek waarin ‘Smells Like Teen Spirit’ werd geanalyseerd. De analist vertelde dat Kurt Cobain heel veel bekritiseerd is omdat hij niet zou weten wat hij muziektheoretisch deed. Dat klopte inderdaad, maar dat was ook wat hem zo goed maakte. Hij wist niet wat hij deed, maar hij hoorde het wel.
“Dan zit je op ander niveau. Daar gaat het natuurlijk om, dat je het hoort. Eén van de muzikanten die ik heel goed vind is Joni Mitchell. Voor haar geldt eigenlijk hetzelfde. Ze is ooit begonnen als een singer-songwriter in de jaren zestig, vervolgens in de jaren zeventig richting jazz gegaan en daarna weer richting pop. Ze heeft altijd een super eigen manier van muziek maken gehad, en zij wist en weet ook niks van muziektheorie. Daarentegen hoort ze wel wat goed is en wat niet goed is. Ze heeft altijd heel idiote gitaarstemmingen gebruikt. Toen ze in de jaren zeventig dus een ander soort muziek ging maken, betrok ze daar allerlei jazzmuzikanten bij, waaronder ook Jaco Pastorius. Die heeft zijn mooiste dingen gedaan bij Joni Mitchell. Hij heeft een paar cd’s met haar gemaakt, die zijn echt waanzinnig goed. Die jazzmuzikanten vielen allemaal als een blok voor wat ze deed, want het was heel vernieuwend. Tot op het niveau dat een belangrijke jazzbassist, Charles Mingus – één van de grootste bassisten die de jazz heeft voorgebracht – toen hij stervende was nog een aantal nummers geschreven had, waarvan hij wilde dat er iets mee gedaan werd. Hij moest hiervoor een muzikant uitkiezen en koos Joni Mitchell. Die maakte voorheen een soort countryachtige muziek, een soort folkmuziek. De hele jazzwereld stond op z’n achterste poten: wat is hier aan de hand? De countrywereld en folkwereld dachten: wat gaat zij nou in godsnaam doen? Ze heeft heel rare dingen met die nummers gedaan, maar wel heel mooi. Eén van de mooiste nummers die daaruit voort zijn gekomen, The Dry Cleaner from Des Moines, is een soort duet tussen Pastorius en Joni Mitchell. Is het nou jazz? Dat weet ik niet, maar het maakt geen moer uit: het is echt geniaal.”
Welke artiest heb je onlangs nou écht ontdekt?
“Oeh, dat vind ik echt een goeie vraag. Daar ga ik even voor zitten… Becca Stevens! Dat is echt iets waarvan ik dacht: dit is totaal iets anders. Een andere goede artiest is Liz Wright, maar vooral Esperanza Spalding. Met name het album Emily’s D+evolution, maar ook Radio Music Club. Dat is… Dat is…” Voor het eerst in het interview lijkt Marc niet uit zijn woorden te komen. “Het is niet heel toegankelijke muziek hoor, dat besef ik me al te goed.”
Wat spreekt jou daarin aan? Je zei net dat je, toen je het hoorde, dacht: “What the fuck is dit,” maar wat is hetgeen wat je erin aantrekt?
“Muzikaliteit” antwoordt Marc resoluut. “Zij is een heel goede bassist, dat hoor je meteen. Maar ook iemand die echt weet wat ze aan het doen is, en bovendien iets doet wat niemand eerder…” Marc pauzeert. “Het is moeilijk uit te leggen soms. Maar als het groovet, dan groovet het. Dat kun je niet uitleggen. Als iets resoneert bij je, dan tja…”
Is Marcs liefde voor muziek dan toch het enige waarbij hij met een mond vol tanden staat?
“Ik vind het heel erg moeilijk uit te leggen. Ik hou van muziek waar iets gebeurt. Ik ben theoretisch vrij goed onderlegd: als ik iets hoor dan kan ik het meestal meteen opschrijven, en snap ik meteen welke akkoorden er worden gespeeld. Dan is het fijn muziek te horen waarbij dat niet zo is.
Nu ik eraan denk: wat ik een paar jaar geleden heb ontdekt is Snarky Puppy. Die zijn zo goed! Dat zie je ook wanneer mensen ze na gaan doen, dan komen ze toch niet echt in de buurt. Het livealbum We Like It Here van ze, met het nummer ‘Shofukan’, die moet je eens luisteren. Wauw. En de NPR Tiny Desk video natuurlijk.”
Is er een hoek van de jazz waar jij een voorkeur voor hebt?
“Nee, eigenlijk niet. Het stomme is dat ik graag iemand zou willen zijn die één ding heel erg leuk vindt en in één ding heel goed is. Maar dat is allebei niet zo,” zegt Marc lachend. “Ik heb een periode van anderhalf jaar gehad dat ik bijna alleen maar naar Monteverdi luisterde en dat helemaal geweldig vond. Uiteindelijk ging ik toch weer een heel andere kant op. Er zijn jazzdingen waar ik heel erg aan gehecht ben, vooral uit de middelbare school. Toen had ik een LP van Steps Ahead waar het nummer ‘Pools’ op stond, en dat is toch heel vormend gebleken voor mij.”
Hoe moeten wij naar muziek die we nog niet kennen luisteren volgens jou?
“Ik ben niet zo van het beoordelen. Je moet kijken wat je ermee wil. Mensen moeten zich niet gedwongen voelen om naar muziek te luisteren die ze niet willen horen; ze moeten er al voor open staan. Als je denkt dat iemand iets heel goed gaat vinden, maar daar zelf nog niet van overtuigd is, dan wordt het interessant. Dan moet je het op ze laten inwerken, maar alleen omdat je denkt dat ze er uiteindelijk plezier aan zullen hebben. Verder vind ik niet dat je mensen moet dwingen om naar iets te luisteren. Ik denk daarbij aan mijn vader. Hij is een groot liefhebber van klassieke muziek en een hater van jazz. Hij neemt zijn kleinkinderen mee naar het concertgebouw, omdat hij wil dat zij ook kennis maken met klassieke muziek. Dat is prima, hartstikke goed. Maar mijn jongste zoon (de drummer, red.) die zelf zeer begaafd muzikant is, die van muziek zijn beroep wil maken en die heel veel snapt van muziek, wil hem ook kennis laten maken met zijn muziek. Dan merk ik dat mijn vader hier niet voor open staat, waardoor het eenrichtingsverkeer wordt. Dat irriteert me: als jij het belangrijk vindt dat jouw muzieksmaak aan anderen geïntroduceerd wordt, dan moet je ook open staan voor andermans muziek. Als het eenrichtingsverkeer wordt, dan haak ik af.
Ik snap ook heel goed dat mensen zich niet meteen tot jazz aangetrokken voelen, maar ik vind het flauw als mensen het meteen afschrijven. Ik was vijftien of zestien toen ik in aanraking kwam met jazz. Ik hoorde alleen een brei van geluid. Dat kun je niet zomaar tot je nemen. Het is voor mij een uitdaging geweest om er iets uit te halen. Ik dacht: ik hoor een brei van geluid, maar volgens mij zit er iets in.’’
Ik ga je nog een heel moeilijke vraag stellen: zou jij een top 5 kunnen maken van je favoriete platen?
“Pfffffft! Ik denk dat als ik daar nu geen antwoord op geef, dan blijf ik daar heel lang in hangen. Dat wordt heel lastig denk ik.”
Of misschien een top 5 voor jazz platen?
“Mag het alleen jazz zijn?”
Wat jouw voorkeur heeft!
“Gewoon mijn 5 platen? Oh wat leuk! Oké, die ga ik je mailen!”
Marc zucht: “Alleen… Máár 5 platen is ook moeilijk hoor. Ik zou dan op zich ook wel klassieke muziek en moderne klassieke muziek erbij willen hebben. En pop… Vijf? Dat is echt helemaal niets man!”
Laten we dan zeggen: een top 5 jazz, pop en klassiek?
“Ahh, ja dat is beter!”
Tot slot was ik nog benieuwd naar de faculteitsband, hoe is die ontstaan?
“Dat is lang geleden. Het was een initiatief vanuit Jesper en Renout. Die riepen iedereen die muziek maakten bij elkaar in een lokaal. De bedoeling was om met elkaar te praten over een faculteitsband. Ik was de enige docent die aanwezig was en Jesper hamerde erop: ‘Je moet wel kunnen spelen hoor, je moet wel kunnen spelen!’ We waren in het begin geloof ik met vijf of zes mensen en zijn toen gaan oefenen in een repeteerruimte. Later is er een gitarist weggegaan en een toetsenist bijgekomen. Uiteindelijk hebben we dat ongeveer vijf jaar gedaan. We zijn nooit officieel ontbonden en er wordt nog wel eens geroepen dat we weer moeten gaan spelen. Maar goed, inmiddels zijn er twee van de drie afgestudeerd en is de derde ook bijna afgestudeerd. We speelden op verschillende plekken, op het faculteitsfeest, maar ook wel eens in de stad. Het was een lekker bandje, het werkte goed, maar het was altijd een beetje op en af. Inmiddels is het al heel erg lang niets meer, wat ik wel jammer vind.”
Marc, wetende dat ik ook speel, vraagt lachend: “Hoeveelste jaar ben jij eigenlijk? Ik zou het best leuk vinden als er weer een faculteitsbandje komt! En ook al speelden we niet heel erg mijn muziek, dat maakte me niet veel uit. Als het maar muzikaal goed is.”
Mochten er nu lezers denken: ‘Een faculteitsband! Dat lijkt me leuk om te organiseren’, dan kunnen ze zeker jou benaderen om de bas te spelen?
“Zeker!”
De top 5 van Marc Slors (in drievoud)
Pop
- Me’Shell Ndegeocello
Peace Beyond Passion - Joni Mitchell
Hejira - Becca Stevens Band
Perfect Animal - Esperanza Spalding
Emily’s D+Evolution - KC Roberts and the Live Revolution
Parkdale Funk II
Jazz
- Pat Metheny group
Bright Size Life - Steps Ahead
Steps Ahead - Herbie Hancock
Third Plane - Phronesis
Green Delay - Weather Report
Heavy Weather
Klassiek
- Bachs viool partita’s door Rachel Podger
- Nico Muhly’s Seeing is believing door Aurora Orchestra
- Bachs Goldberg variaties in de bewerking voor blaaskwintet door Calefax
- Beethovens Vioolconcert door Janine Jansen
- Bachs Matthäus Passion door La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken