Deze recensie is geschreven in de vorm van een briefwisseling door Cas Buijs en Esmée van den Wildenberg. Samen bespreken zij een aantal centrale thema’s en vragen die in het boek aan bod komen, waaronder of de De Tweede Sekse een psychoanalyserend werk is en welke rol De Beauvoirs persoonlijke leven speelt.
Voor Cas,
Ongeveer een maand geleden heb ik jou gevraagd om, als man, samen met mij een recensie te schrijven over het nieuwe boek van Ruud Welten, Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Volgens Welten (en De Beauvoir) is er namelijk niet zoiets als een ‘vrouwenprobleem’. Integendeel, de onderdrukkende situatie waarin de vrouw zich bevindt is een probleem van onze samenleving als geheel: we leven in een samenleving waar de geldende spelregels gevormd zijn door én in het voordeel van de man. Deze spelregels worden echter verhuld in een ‘neutraal’ jasje, namelijk als geldend voor de mens in het algemeen. Dit laatste zorgt ervoor dat de weg naar vrijheid simpel oogt: de vrouw hoeft zich enkel aan te passen aan de neutrale, doch mannelijke standaard van mens-zijn. Zeventig jaar na het verschijnen van De Tweede Sekse is het werk vooral gelezen door vrouwen — want tja, mannen hebben zich natuurlijk bezig te houden met échte problemen. Welten wil hier verandering in brengen. Via zijn nieuwe boek, roept hij andere mannen op om De Tweede Sekse te lezen.
Hierboven heb ik al kort wat gezegd over Weltens hoofdmotief voor het schrijven van dit werk. Hij wil – vindt het zelfs noodzakelijk – dat ook mannen worden geconfronteerd met de waarheid die De Beauvoir, wanneer nodig (en dat is nodig), hard verkondigd. Er is niet zoiets als een vrouwelijke essentie, een biologisch of sociaal lot, die haar tot tweede sekse maakt. De mens, inclusief de vrouw, is een vrij wezen. Gekarakteriseerd door een ‘constant worden’, in plaats van een ‘gefixeerd zijn’, is de mens ten alle tijden op zichzelf geworpen en draagt verantwoordelijkheid voor haar keuzes. Echter, in een patriarchale samenleving zoals de onze is de vrouw altijd al geworpen in een situatie die haar vrijheid en dus ook haar mens-zijn ontkent.
De onderdrukking van de vrouw en De Beauvoirs oproep tot het nemen van onze verantwoordelijkheid is niet alleen het thema van De Tweede Sekse, maar speelt ook een centrale rol in haar andere werken — hetzij soms meer impliciet. Juist omdat het denken van De Beauvoir moet worden begrepen middels haar verschillende (autobiografische) boeken, argumenteert Welten voor de noodzaak van een lezing van De Tweede Sekse tegen de achtergrond van zowel De Beauvoirs eigen werk, als de boeken die zij zelf las ter voorbereiding en tijdens het schrijven van De Tweede Sekse. Zoals De Beauvoir de ervaringen en karakteristieken van vrouwen als gesitueerd in een masculiene samenleving beschreef, zo tracht Welten De Beauvoir te begrijpen vanuit De Beauvoirs eigen geleefde situatie.
Hoe vond jij het boek weglezen? Was je ook zo emotioneel geëngageerd als ik? Ik ben benieuwd… Nog nieuwsgieriger ben ik naar je mening over Weltens conclusie, namelijk dat De Tweede Sekse een psychoanalytische studie is? Voor mij – en De Beauvoir stelt dit zelf ook – is De Tweede Sekse een fenomenologisch werk, gemixt met een existentialistische ethiek. Bedoelt Welten misschien dat De Beauvoirs boek zelf een psychoanalyserend boek is, waarin het boek de psychoanalyticus is en de lezer de patiënt?
Ik heb je niet eerder geschreven; ik had wat tijd nodig om alles te laten bezinken, om mijn mening te vormen, en mezelf te kunnen verhouden tot de woorden die me op momenten ongemakkelijk, gefrustreerd, maar toch vaak ook weer opnieuw verliefd maakten.
Ik heb Weltens nieuwe boek nu ruim een week uit. Ik heb je niet eerder geschreven; ik had wat tijd nodig om alles te laten bezinken, om mijn mening te vormen, en mezelf te kunnen verhouden tot de woorden die me op momenten ongemakkelijk, gefrustreerd, maar toch vaak ook weer opnieuw verliefd maakten. Hierover heb ik nog het een en ander te zeggen, maar voor nu wacht ik jouw antwoord af. Kijk maar of je alle vragen kan beantwoorden, hoor. Het zijn er nogal een hoop.
Dag Esmée,
Het voelt soms als een vloek, soms als een zege, om gevraagd te zijn dit werk samen te recenseren. Enerzijds een vloek, aangezien ik gemengde gevoelens bij het boek blijk te hebben. Anderzijds een zege, voor exact dezelfde reden. Simone de Beauvoir heeft altijd in de achtergrond van mijn curriculum gezweefd. Ik heb Sartre, Heidegger, Merleau-Ponty en Freud – alle grote (mannelijke) namen om haar heen – zowel voor mijn studie als in mijn vrije tijd gelezen. Van De Beauvoir lees ik dan af en toe een stukje, vaak als voetnoot bij Sartre of als aftrap bij een seminar over feminisme. Het feit dat ik er nu over moet schrijven onthult aan mijzelf in hoeverre ik het heb uitgesteld om werkelijk over het werk na te denken, om kleur te bekennen en een oordeel te formuleren.
Het feit dat ik er nu over moet schrijven onthult aan mijzelf in hoeverre ik het heb uitgesteld om werkelijk over het werk na te denken, om kleur te bekennen en een oordeel te formuleren.
Zodoende begin ik, om je moeilijke vragen te beantwoorden, met wat algemene opmerkingen. Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? is een ambitieus werk dat eer tracht te doen aan de veelzijdigheid van zowel het denken als het karakter van Simone de Beauvoir. Een blik op de inhoudsopgave doet vermoeden dat het werk een uiteenlopend verzameling artikelen is over enkele aspecten van De Beauvoir, maar er zit wel degelijk een rode draad in het werk. Het boek begint en eindigt met een bespreking van de publieke en academische status van de filosofie van De Beauvoir, alles daartussen in is een duik in haar filosofie. Welten begint met een uiteenzetting over De Beauvoirs bekendste invloedbronnen: het existentialisme en de filosofie van Jean Paul Sartre. De onvervreemdbare vrijheid van de mens is én blijft een hoeksteen in het denken van De Beauvoir, maar deze vrijheid wordt onderdrukt in de sociale situatie waarin de vrouw wordt geplaatst, namelijk door de mythes die over haar zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld dat het doel van het leven van de vrouw moederschap is). In mijn optiek slaagt Welten erin om deze invloeden helder te maken zonder daarbij in de val te trappen om De Beauvoir te reduceren tot Sartre, zoals al zo vaak is gebeurd in het verleden. Vanuit deze bespreking wordt de situatie van de vrouw aan de kaak gesteld en hoe de mythes over de vrouw doordrongen zijn tot vrijwel alle sferen van de samenleving. Welten bespreekt eerst de kritiek van De Beauvoir op de religie en de mystiek, wat overgaat in een analyse van wellicht de meest directe confrontatie tussen de man en de vrouw, namelijk in de erotische relatie. Hoe deze relatie een onderdrukkende verhouding heeft kunnen worden, krijgt in het voorlaatste hoofdstuk een psychoanalytische verklaring. Middels de structuur van het boek geeft Welten enerzijds de veelzijdigheid van het denken van De Beauvoir weer en weet hij anderzijds de rode draad van haar project vast te houden.
In de leeservaring bleef het mij echter wel duister wie precies het publiek van dit boek moet zijn. Soms lijkt het een oproep binnen de academische filosofie om De Tweede Sekse serieuzer te nemen, zeker als Welten terecht aan de kaak stelt hoe genderstudies vaak een apart hoekje in de filosofische faculteiten krijgen. Maar tegelijkertijd kan ik mij moeilijk voorstellen dat er veel academische filosofen zijn die geloven dat Ivanka Trump een echte feminist is, terwijl Welten een aanzienlijk deel van de conclusie besteedt aan het behandelen van deze vraag. Soms is het boek een introductie tot De Beauvoir en Sartre en soms is het een kritiek op beide. Niet dat deze dingen onmogelijk samen kunnen gaan, maar het wordt hierdoor wel lastig om aan te raden aan anderen, aangezien bepaalde delen voor verschillende lezers waarschijnlijk minder relevant zullen zijn.
Om over te gaan op iets meer inhoudelijks: ik had ook zo mijn twijfels gehad bij de stelling dat De Tweede Sekse een psychoanalytische studie is. Het lijkt mij nogal een kostbare hypothese, zeker aangezien De Beauvoir inderdaad vaker wordt gezien als fenomenoloog en existentialist. Je suggestie dat De Tweede Sekse een psychoanalyserend boek is, vind ik interessant, maar ik heb er ook mijn bedenkingen bij. Zo is degene die het meeste spreekt in de relatie tussen analysant en analyticus toch wel altijd de eerste, terwijl in het geval van het lezen van een boek er eerder sprake is van een ononderbroken monoloog vanuit de tekst. En hoewel een boek je aan het denken kan zetten over diepgaande en persoonlijke kwesties, is het maar de vraag of deze zelfanalyse je kan brengen tot de aanwijzingen die de psychoanalyse zoekt: de verborgen boodschap in een dagdroom, de verspreking, de waarheid in een grap, etc. Dat het bewuste diens onbewuste zou moeten kunnen vinden, lijkt mij nogal paradoxaal. Er zou per definitie geen psychoanalytisch doe-het-zelf boek moeten kunnen bestaan.
Als we willen bepalen of De Tweede Sekse een psychoanalytisch werk is, staat voor ons vooral de taak om de psychoanalyse te definiëren. De definitie van Welten zelf bestaat uit het aanstippen van drie hoofdthema’s van de psychoanalyse: de irrationaliteit van de mens, het concept ‘onbewuste’, en het belang van de seksualiteit. De tweede uit dit rijtje wordt echter onmiddellijk op losse schroeven gezet, aangezien zowel Sartre als De Beauvoir het bestaan van het onbewuste ontkennen. Maar kunnen we spreken van psychoanalyse zonder het concept van het onbewuste? Welten heeft zonder twijfel aangetoond dat de psychoanalyse van invloed is geweest op de filosofie van De Beauvoir, maar of De Tweede Sekse daarmee ook zelf een psychoanalytische studie is, valt te betwijfelen. Hoofdstuk vijf, ‘Tijd voor psychoanalyse’, zet voornamelijk uiteen hoe de vrouw gevormd wordt in de vroege kinderjaren, en hoe deze vorming haar uiteindelijk vervreemdt van haar eigen seksualiteit. Deze sociale analyse kwam echter op mij over als een fenomenologische analyse, in het spoor van Maurice Merleau-Ponty en Iris Marion Young. Zo heeft Young in haar essay Throwing Like a Girl geen psychoanalyse nodig om aan te tonen hoe het vrouwelijk lichaam-subject cultureel gedisciplineerd wordt om zich ingetogen en nederig te gedragen. Deze processen zijn alleen onbewust in de zin dat men het meestal niet expliciet opvalt dat en hoe ze plaatsvinden, maar dit is nog niet hetzelfde als stellen dat het verdrongen is.
Zonder de hantering van het begrip van het onbewuste dreigt de psychoanalyse diens essentie te verliezen. De andere twee thema’s die haar zouden moeten karakteriseren – de irrationaliteit van de mens en de seksualiteit – zijn op zichzelf te breed om de psychoanalyse te beschrijven. Een psychoanalyse zonder onbewuste heeft in mijn optiek een sterker betoog nodig dan dat het krijgt in Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Daarmee impliceer ik overigens niets over de kwaliteit van De Beauvoirs analyse van de vorming van de vrouw.
Mijn vraag voor jou is nu als volgt: de invloed van het existentialisme, de psychoanalyse, de literatuur en zelfs de mystiek op de filosofie van De Beauvoir worden allen uitvoerig behandeld. Maar zeker met het oog op wat ik hierboven besprak vraag ik mij af of de invloed van de fenomenologie wel voldoende aan bod komt.
Cas!
Bedankt voor je interessante hersenspinsels. Je zet me zoals gewoonlijk weer aan het denken. Ik moet eerlijk toegeven dat ik persoonlijk niet veel heb met – en dus ook vrij weinig weet van – psychoanalyse. We hebben hier natuurlijk al vaker discussies over gehad, maar zoals je weet ben ik na Freuds Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit afgehaakt.
Ik volg je betoog en ik ben het zeker met je eens dat als het onbewuste geen rol speelt voor Sartre en De Beauvoir, Weltens theorie minder houdbaar is. Maar valt er niet wat voor te zeggen? Neem bijvoorbeeld het existentialistische begrip van ‘te kwader trouw’, kunnen we dan toch niet spreken van verdringing? Het fenomeen is door haar paradoxale karakter natuurlijk niet zo simpel te vatten, er is immers sprake van bewust doch onbewust liegen tegen jezelf. Anders gezegd, te kwader trouw kan alleen maar ‘succesvol’ zijn mits het bewuste erin slaagt het object van de kwader trouw naar het onbewuste te verdringen: de Sartreaanse vrouw op het eerste afspraakje
Het tweede punt dat ik wil aanhalen komt uit De Tweede Sekse zelf: hoofdstukken twaalf tot en met zestien zijn gewijd aan de vorming van ‘de vrouw’. Vooral het twaalfde hoofdstuk, ‘De Kinderjaren’, waarover Welten het ook heeft in zijn boek, haalt De Beauvoir Freudiaanse en Lacaniaanse thema’s aan. Ze heeft het (impliciet) over Lacans spiegelfase, maar, heel losjes opgevat, ook over een parodie op Freuds penisnijd, of nou ja, de gevolgen voor de vrouw voor het niet hebben van een penis in een patriarchale samenleving. Heel breed opgevat betekent dit dat de vrouw door haar vrouw-zijn niet werkelijk deel kan nemen aan de menselijke wereld en daardoor in haar volwassen jaren veel ressentiment voelt jegens mannen, maar ook jegens de wereld in algemene zin… Maar misschien ben ik nu te veel aan het speculeren — iets waar, tot mijn ergernis, de psychoanalyse trouwens niet vies van is…
Jouw vraag, of de fenomenologie wel genoeg aan bod komt, vind ik moeilijk te beantwoorden. Zeker is dat Welten De Beauvoirs existentialistische denken en de invloeden van zowel religie als psychoanalyse uitvoerig bespreekt. De invloed van de fenomenologie op haar werk komt niet of nauwelijks aan bod. Ik denk dat dit te verklaren valt doordat Welten De Beauvoir tracht te vatten middels het volgende drieluik: de door haar geschreven en gelezen boeken en haar persoonlijke leven zelf. Aangezien de fenomenologie in dat opzicht een stuk abstracter en theoretischer is dan bijvoorbeeld existentialisme en religie, lijkt het me logisch dat Welten eerder thema’s zoals deze laatstgenoemden bespreekt in zijn toch meer concrete lezing van De Beauvoir.
En, Cas, ben je al/nog steeds/nog steeds niet bang voor Simone de Beauvoir?
En, Cas, ben je al/nog steeds/nog steeds niet bang voor Simone de Beauvoir? Hoor je haar oproep tot vrijheid, voor zowel jezelf als de ander, waar ze ons in De Tweede Sekse telkens weer opnieuw op attendeert? Heeft Welten je overtuigd wat betreft de noodzaak voor mannen om De Tweede Sekse te lezen?
Voor Esmée,
Het is grappig dat je mij vraagt of ik overtuigd ben van de noodzaak van De Tweede Sekse, want ik had zowel voor als na het lezen van Weltens boek volmondig ‘ja’ geantwoord. Toch is er iets veranderd tijdens het lezen van Wie is er bang voor Simone de Beauvoir?, namelijk mijn redenen voor die relevantie. Ik was zeker emotioneel geëngageerd tijdens het lezen, maar net als jij met enige frustratie. Vooral in hoofdstuk vier, waarin het persoonlijke leven van de Beauvoir getoetst wordt aan haar filosofie. Met name wordt er gewezen op het feit dat, hoewel de Beauvoir sterke kritiek heeft geuit op vrouwen die zichzelf volledig willen verliezen in hun romantische relaties, ze zich daar zelf schuldig aan heeft gemaakt. Nu gaan we het krijgen, dacht ik. Wordt hier nu werkelijk door de dagboeken gegraven voor een ad hominem kritiek? Maar dat is echter niet wat er gebeurt. Welten benadrukt het tegendeel in de conclusie, waarin hij de lezer oproept om toch de noodzaak om De Tweede Sekse te lezen.
Welten merkt zelf ook op dat het doorspitten van het privéleven van een filosoof iets weg heeft van een schandaalpers, maar dat is voor mijn gevoel nog maar de kleinste zorg.
Waarom worden deze stappen gemaakt in dit vierde hoofdstuk? Het zit me nog steeds niet helemaal lekker. Welten merkt zelf ook op dat het doorspitten van het privéleven van een filosoof iets weg heeft van een schandaalpers, maar dat is voor mijn gevoel nog maar de kleinste zorg. Open je immers hier niet ook de deur naar een seksistisch en essentialistisch tegenargument? Als De Beauvoir zich gedraagt als de vrouwen die ze bekritiseert, is het dan niet makkelijk voor ‘de seksist’ om te claimen dat ze hiermee bewijst dat de mythe van de vrouw gewoon een feit is?
Aan de andere kant denk ik dat hier een risico wordt genomen dat ook sterke voordelen kan hebben. Juist het opzoeken van de ambigue aspecten van De Beauvoir draagt bij aan de centrale these van het boek. Mannen moeten het lezen, want hier staat echt iets op het spel. Het is gemakkelijk om het in abstracte zin met De Beauvoir eens te zijn: de mythe van de vrouw plaatst haar systematisch op de tweede plek en daar moeten we iets aan veranderen. Maar door je er zo gemakkelijk van af te maken ga je juist voorbij aan de grondige analyse van onze gemythologiseerde existentie die de Beauvoir van ons verwacht. Precies door in te zoomen op de meest ongemakkelijk elementen hiervan, worden de opvattingen die je zelf hebt – maar waar je liever niet aan denkt – aan het licht gebracht. En het contrast tussen het persoonlijke en professionele leven van De Beauvoir laat ook zien dat dit geen simpele opgave is. Dat is wat er voor mij duidelijk is geworden in het lezen van dit boek. Hoewel ik waarschijnlijk had ontkend om voor Simone de Beauvoir te vrezen, had ik daar blijkbaar toch mijn twijfels over.
Esmée, hoe weeg jij het ongemak af dat het boek bij je oproept? Is het risico dat Welten neemt in hoofdstuk vier het uiteindelijk waard? Zou jij dit boek aan een ander aanbevelen? Ik wacht je antwoord met spanning af.
Dag Cas,
Hoofdstuk vier was voor mij vooral confronterend, een confrontatie waarvan ik lange tijd geleden al had besloten die uit de weg te gaan. Ik zal je uitleggen waarom.
Alle keren dat ik verliefd ben geweest op iemand ben ik mezelf compleet verloren. Ik dacht dat dat liefde was. Jezelf overgeven aan het spel der liefde in de hoop dat die liefde uiteindelijk wederzijds is. Tijdens mijn vorige relatie had ik dit spel echter niet uitgespeeld; ik had mijn partner nooit écht veroverd, snap je? Hoewel B. me achteraf iedere keer beloofde dat het niet meer zou gebeuren, had B. er een gewoonte van gemaakt om een paar keer per jaar met een ander in bed te duiken. Diep in mijn hart, of misschien juist mijn hoofd, wist ik dat het slechts een kwestie van tijd was tot het opnieuw zou gebeuren, maar op het moment zelf accepteerde ik de belofte, klampte me eraan vast.
Ik koos er bewust voor mijn geluk in de handen van een ander te leggen. Tot op de dag van vandaag kan ik er niet bij dat ik blijkbaar in staat ben mezelf zo aan een ander over te geven, zelfs als het mijn eigen ondergang betekent.
Achteraf realiseer ik me dat ik constant tegen mezelf loog. Ik zag mezelf als slachtoffer van een wrede, meedogenloze liefde die net iets te ver buiten mijn bereik bleef. Tegelijkertijd was ik ervan overtuigd dat ik B. wél kon veranderen zolang ik maar genoeg liefde en geduld toonde. Maar ik was natuurlijk niet alleen slachtoffer. Ik bleef zelf vrijwillig vier jaar in die relatie, eigenwijs en goed- (of slecht-?) gelovig als ik ben. Ik koos er bewust voor mijn geluk in de handen van een ander te leggen. Tot op de dag van vandaag kan ik er niet bij dat ik blijkbaar in staat ben mezelf zo aan een ander over te geven, zelfs als het mijn eigen ondergang betekent. Een typisch voorbeeld van te kwader trouw zijn, als je het mij vraagt.
In mijn boekenkast staat sinds drie jaar De Beauvoirs Brieven aan Sartre. Ik heb het tot op heden nog niet gelezen. Het idee dat ik De Beauvoir in een ander — zwakker, typisch vrouwelijk (ja, ook ik denk soms zulke dingen…) — daglicht zal zien, maakt me namelijk ook bang. In het vierde hoofdstuk van Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? wordt deze angst in eerste instantie bevestigd. In een brief aan haar toenmalige geliefde Nelson Algren belooft ze hem dat ze braaf zal zijn en alle huishoudelijke taken op zich zal nemen, dat haar liefde voor hem ervoor zorgt dat ze niet anders kan dan zich gedragen als een voorbeeldige en conventionele echtgenote.
Maar waarom maakt zulke heftige verliefdheid van vrouwen me zó bang, ongemakkelijk, en soms zelfs kwaad? Het lijkt alsof mijn beeld van tegen-het-patriarchaat-schoppende-vrouwen niet samengaat met mijn beeld van vrouwen die zich aan de voeten van hun mannelijke geliefden werpen. Maar als mannen verliefd zijn, en hun autonomie (tijdelijk) lijken op te offeren voor de liefde dan vind ik dat romantisch en mooi. Was het trouwens ook niet juist De Beauvoir die schreef dat wederzijdse erkenning tussen mannen en vrouwen haar oorsprong vindt in de erotische liefde? Waarom voelt het dan toch zo verkeerd als De Beauvoir zich in haar brieven zo nederig opstelt naar Algren? En waarom prefereer ik het om De Beauvoir als voorbeeld van vrouwelijke emancipatie en onafhankelijkheid te zien, in plaats van als werkelijk persoon? Haar Brieven aan Sartre staat al een paar jaar stof te vangen in mijn kast, en dat is een bewuste keuze van mijn kant, want ik weet dat ik allerlei soorten emoties zal ervaren tijdens het lezen ervan. Is dit dus toch ook/weer een gevalletje te kwader trouw zijn?
Dit zijn de gedachten die na het lezen van hoofdstuk vier, ‘Mijn Geliefde’, in me opkwamen. In zijn boek zoekt Welten constant de ongemakkelijkheden en pijnpunten op tussen enerzijds De Beauvoirs echte leven en anderzijds haar filosofie en publieke imago. In plaats van De Beauvoirs filosofie óf haar leven als uitgangspunt te nemen – en de ander daar vervolgens aan op te hangen – plaatst Welten zich in een constante dialoog tussen die twee stemmen waardoor je als lezer niet anders kan dan zelf ook oordelen.
Als er iets is veranderd in mij, dan is het mijn bewondering voor De Beauvoir. Hoofdstuk vier, bezorgde me gemengde gevoelens. Is De Beauvoir in haar verliefdheid niet typisch mens? Waarschijnlijk moet ze zichzelf ook bewust zijn geweest van het contrast tussen wat ze in De Tweede Sekse over verliefde vrouwen schrijft en hoe ze zichzelf gedroeg. Maar is die dubbelzinnigheid niet juist precies waar De Beauvoir voor stond? Ligt daarin nu niet onze vrijheid?
Hoewel het publiek waarvoor het boek geschreven me niet helemaal duidelijk is en de claim dat de Tweede Sekse een psychoanalytische studie is beter onderbouwd had kunnen worden, laat het boek toch zeker een positieve indruk achter. De bovengenoemde aspecten doen geen afbreuk aan het feit dat Welten succesvol argumenteert voor het hedendaagse belang van De Beauvoirs feministische en existentialistische filosofe. In zijn zoektocht naar de vrouw achter De Tweede Sekse is Welten niet bang om het werk te lezen tegen de achtergrond van De Beauvoirs eigen leven. In plaats van voort te breien op bestaande literatuur over haar, situeert hij haar voornamelijk aan de hand van haar eigen werk en haar eigen leven. Bovendien doet hij dit vanuit zijn eigen eerste-persoonservaring, namelijk vanuit zijn eigen lezing van De Beauvoir.
Ik kan niet anders zeggen dan dat ik Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? met interesse en passie heb gelezen. Het boek is origineel (ook voor iemand die al meer over De Beauvoir heeft gelezen), provocerend en intiem. Vanaf de eerste pagina is het duidelijk wat Weltens missie is: de actualiteit en het belang van De Tweede Sekse aantonen, ook onder mannelijke lezers. De verschillende hoofdstukken met ieder hun specifieke thema laten De Beauvoir in een ander daglicht zien dan normaal gesproken. Dat daglicht is met vlagen confronterend, maar bang voor De Beauvoir ben ik er niet van geworden.