‘Freud’ (serie) – Recensie

Van alle elementen die een narratief kunnen dienen in een film, is filosofie het minst succesvol. Een film waarin filosofie het thema is, schiet uiteindelijk altijd te kort. In het lijstje van pogingen staat onder andere When Nietzsche Wept (2007), waarin Friedrich Nietzsche een misplaatst, archetypisch kostuum als de held uit een monomythe wordt aangemeten.

In de Netflix-serie Freud wordt de psychoanalyticus gespeeld door Robert Finster

Zelfs in films die niet gaan over een historisch figuur uit de filosofie wordt de plank misgeslagen: in Irrational Man (2015) weet de hoofdpersoon, een professor in de filosofie, gehele wijsgerige oeuvres te bagatelliseren tot oppervlakkige slagzinnen. Hoewel filosofie een geweldige basis kan vormen voor het creatieve proces dat aan een film voorafgaat, is het een thema dat in de film zelf altijd tekortschiet: filosofie leent zich niet voor verfilming. Er schuilt geen goed, meeslepend verhaal in Überwindung der Metaphysik durch Logische Analyse der Sprache, er is geen catharsis aan het einde van Philosophie als strenge Wissenschaft en er is geen plottwist in De la grammatologie.

Er schuilt een spanning in dergelijke verfilmingen: wat probeert het te vertellen? Wil de film een levensloop vertolken, of wil ze de kern van het denken van filosoof in kwestie uiteenzetten? Het laatste is weinig succesvol gebleken. Van het eerste zijn wel goede voorbeelden te noemen, zoals Hannah Arendt (2012) of Wittgenstein (1993). 

Freud slaagt in geen van beide.

In Freud belandt de jonge, ambitieuze Sigmund Freud (Robert Finster) in een zoektocht naar een seriemoordenaar, nadat inspecteur Kiss (Georg Friedrich) een jonge, verminkte prostituee (letterlijk) op zijn bureau legt. De inspecteur, die zelf lijdt aan zijn verdrongen verlangens, verdenkt onmiddellijk zijn voormalig legerofficier Georg von Lichtenberg, aangezien hij zowel de verminkte vrouw kende, alsook er sadistische voorkeuren op na houdt. De serie probeert de verleidingstheorieën van de (werkelijk) jonge Freud te laten rijmen met het narratief. Nadat Freud in contact komt met het medium Fleur Salomé (Ella Rumpf) ontvouwt het mysterie zich langzaam verder. 

“Voor de mensen die het nog niet wisten: ja, Sigmund Freud heeft echt bestaan; nee, hij heeft geen seriemoordenaar opgespoord.”

De makers spelen met het realiteitsgehalte van de biografie. Voor de mensen die het nog niet wisten: ja, Sigmund Freud heeft echt bestaan; nee, hij heeft geen seriemoordenaar opgespoord. Enerzijds presenteert de serie een halve waarheid over het leven van Sigmund Freud en anderzijds voelt het als een lukrake weergave van Freuds theorieën. Deze vrijheid hoeft an sich niet een probleem te vormen. Een voorbeeld van een verhaal waarin een dergelijke vrijheid zijn vruchten afwerpt is The Instant of my Death van Maurice Blanchot. Maar in Freud is hier geen sprake van, omdat deze elementen minder belangrijk zijn dan wat Netflix producties voornamelijk horen te zijn: een show die lekker weg moet kijken.

De psychoanalytische theorieën dienen zodoende enkel om een duister en mysterieus thema te schetsen en worden daarmee gereduceerd tot decorstukken, in het rijtje met de helderziendheid van Fleur Salomé. Ook het cocaïnegebruik van de jonge Freud lijkt een willekeurige keuze die weinig van doen heeft met het verhaal, noch de psychoanalyse.

Als de jonge Sigmund Freud een van zijn eerste colleges geeft over hypnotiseren en met hoon wordt ontvangen door zijn collega’s, vecht hij tegen de bierkaai – bespot, beschimpt, gekrenkt, maar zodra de spannende, intrigerende muziek op de achtergrond klinkt, grijpt hij zijn kans en krijgt hij zijn publiek stil. Alsof de muziek daadwerkelijk in de collegezaal klonk. Zijn demonstratie mislukt, maar de monomythe heeft vorderingen gemaakt. En in deze scène blijkt wat Freud in wezen is: een serie die op voorhand veel potentie zou kunnen bezitten, maar tot grote spijt blijft steken achter oppervlakkigheden. Naarmate wij minder zouden weten van de persoon in kwestie, des te lekkerder het weg zou kijken.