Waarom de liefde eindigt (boek) – recensie

Scharrel, twarrel (twijfelscharrel), kwarrel (kwaliteitsscharrel), mingle (mixed en single), rela (relatie), prela (pre-relatie), een situationship,seksrelatie, of een open relatie, fuckbuddy, friends with benefits, zipless fuck, hook up, casual sex, cybersex of sexting – wie zich vandaag op de liefdesmarkt begeeft heeft haast evenveel keus aan soorten (seksuele) relaties als aan merken hagelslag in de schappen van uw lokale supermarkt. Dat is volgens de Israëlische socioloog Eva Illouz geen toeval. In haar boek Waarom liefde eindigt geeft ze een diepgravende en geëngageerde analyse van de manier waarop romantische en seksuele relaties anno 2020 vormgegeven én verbroken worden in een speelveld waar de consumentenmarkt, de therapeutische industrie en de sociale media de dienst uitmaken. Illouz’ hoofdstelling is dat deze drie sociaaleconomische krachten de opkomst van een nieuwe sociale categorie mogelijk hebben gemaakt: de ‘negatieve relatie’ die zich kenmerkt door ‘de keuze om niet te kiezen’. Daarmee opent ze het onderzoeksterrein van de liefde die vaak al afgebroken wordt voor ze goed en wel van start is gegaan; van relaties die steeds instabieler, informeler en onzekerder worden; van seksuele vrijheid die onze emotionele zekerheid belemmert en van bindingsangst die intimiteit en romantiek verdringt; tot aan eigentijdse fenomenen als sologamie, incels, dickpics en ghosting. Het enorme vocabulaire dat we inmiddels hebben opgetuigd rondom deze nieuwe amoureuze praktijken – die vaak benadrukken dat er vooral geen sprake is van een traditionele relatie – laat zien dat Illouz de tijdsgeest weet te vatten.
Verwacht echter geen conservatieve diagnose waarin een klaagzang wordt ingezet op de generatie ’68 en een verloren gewaande hoofse liefde vol ‘onvoorwaardelijke overgave’ en ‘echte romantiek’ wordt gepropageerd. Het denken van Illouz is stevig geworteld in het emancipatieproject van de Frankfurter Schule – haar Adorno-lezing Cold Intimacies: The Making of Emotional Capitalism (2008) heeft nu al de status van een moderne klassieker – en haar werk is nauw verwant aan de kritische sociologie van bijvoorbeeld Axel Honneth of Luc Boltanski. Vanaf haar eerste boek Consuming the Romantic Utopia (1997) bestrijkt haar onderzoek de wisselwerking tussen economie en emoties, zowel de rationalisering en commercialisering van ons gevoelsleven, als de sentimentalisering en psychologisering van de publiek-professionele sfeer. Als brandpunt van ons gemoed leent de liefde zich uitermate goed voor een analyse van deze dynamiek tussen economie en emoties, maar Illouz schrikt nooit terug om hier vervolgens conclusies aan te verbinden wat betreft het bredere spanningsveld tussen samenleving en subject. In Waarom liefde pijn doet (2015) – de voorganger van Waarom liefde eindigt – windt ze geen doekjes om haar intenties en ambities wanneer ze stelt dat ze met haar analyses beoogt met onze amoureuze praktijken te doen wat Marx met de productiemiddelen heeft gedaan: laten zien hoe ze worden gevormd door maatschappelijke betrekkingen en hoe ze circuleren op een markt waarin een ongebreideld warenfetisjisme winners en losers genereert.
Dit historisch-materialistische perspectief vormt ook het uitgangspunt van Waarom liefde eindigt. Illouz stelt dat de liefde en in het bijzonder de seksualiteit een vercommercialiseerd product is geworden dat in toenemende mate wordt geregeerd door de wetten van de markt en de algoritmes van de digitale wereld. Seksuele aantrekkelijkheidis een economische prestatie geworden en de seksuele daad een zuiver contractuele relatie (i.e. instemming van het gebruik van elkaars geslachtsorganen tot wederzijds voordeel). De cosmetische, mode- en pornografische industrie bepalen samen met visuele massamedia als Instagram en Tinder vraag en aanbod, en reduceren daarmee het lichaam – in het bijzonder het vrouwenlichaam – tot visueel spektakel en autonome bron van genot die terstond ter plekke ter beschikking moet staan. Beschik je niet over voldoende sociaaleconomisch kapitaal om te investeren in je lichaam (met mode, sport, cosmetica en plastische chirurgie) en zo te voldoen aan de heersende seksualiteitsstandaarden, dan verlies je onherroepelijk aan waarde en zullen potentiële ‘investeerders’ zich terugtrekken om in een ‘winstgevender project’ te investeren – de keuze is immers reuze: één swipe verder wacht wellicht een product met nóg betere specificaties. Illouz noemt deze economie het ‘scopisch kapitalisme’, “waar waarde wordt gecreëerd via de waardering van beelden van seksuele lichamen, die bestemd zijn om door de blik te worden geconsumeerd op de economische en seksuele markten” (145). Daarmee lijkt de seksuele vrijheid te zijn geperverteerd tot de “neoliberale filosofie van de privésfeer” (23) waarin normatieve en emotionele aspecten van menselijke relaties volledig ten koste gaan van een hedonistische consumptiecultuur.
Illouz stelt dat de liefde en in het bijzonder de seksualiteit een vercommercialiseerd product is geworden dat in toenemende mate wordt geregeerd door de wetten van de markt en de algoritmes van de digitale wereld.
En groot deel van het boek is gewijd aan een historische analyse om deze samensmelting van liefde en economie te verklaren. Illouz laat overtuigend zien dat het traditionele romantische verlangen tot halverwege de twintigste eeuw nog stevig was ingebed in een rigide maar transparant kader van riten, symbolen en procedures, terwijl dit in onze eeuw vervolgens volledig is geërodeerd. Het verlichtingsproces, de vele emancipatoire bewegingen, feministische golven en seksuele revoluties hebben ons (deels) bevrijd van onderdrukkende patriarchale systemen en de romantiek volledig laten samenvallen met zuiver individuele verlangens: liefde en seks werden het domein van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie die ruim baan moesten krijgen in naam van moderne vrijheidsidealen. Illouz bekritiseert deze bewegingen geenszins, maar stelt wel vast dat onze bevochten autonomie vooral een negatieve vrijheid behelst die een leegte heeft achtergelaten in onze relationele sfeer waar het kapitaal vervolgens gretig ingesprongen is. Vaste sociale structuren, herkenbare gedragspatronen en voorspelbare normatieve kaders hebben moeten plaatsmaken voor een schier oneindig aanbod aan potentiële partners en een hyper-individualistische ideologie die ons verplicht genot, gezondheid en productiviteit te maximaliseren. Hierdoor lijden we massaal aan keuzestress en zijn onze relaties getekend door een fundamentele onzekerheid omtrent hun status, toekomstbestendigheid en wederzijdse verplichtingen en verwachtingen, aldus Illouz.
Keuze en onzekerheid zijn de twee hoofdcategorieën waarmee Illouz het moderne (romantische) subject duidt: “Het hebben van een modern of laat-modern zelf betekent het uitoefenen van een keuze en het vergroten van de subjectieve keuze-ervaring” (26). Ondanks het toegenomen inzicht in de determinerende factoren van nature en nurture op wie we zijn en wat we doen, zijn we onze identiteit gaan beschouwen als een compositie van individuele keuzes; een optelsom die zich vaak vertaalt in termen van investering, aankoop en consumptie – wie ik ben wordt grotendeels bepaald door de kleding die ik draag, de muziek die ik luister, het voedsel dat ik eet, de films of series die ik bekijk en de reizen die ik maak. Waarom liefde eindigt beargumenteert dat deze logica zich ook heeft uitgebreid naar onze relaties, “waarin er geen poging wordt ondernomen om de subjectiviteit van een ander te vinden, te kennen, zich toe te eigenen en te veroveren”, maar anderen slechts “middelen [zijn] tot zelfexpressie en tot bevestiging van autonomie – en niet het object van erkenning” (126). Zelfs wanneer we wél op zoek zijn naar erkenning gebeurt dit hoofdzakelijk als erkenning van onzekeuzes, stijl en smaak – het moderne daten dat plaatsvindt in een vrijetijdseconomie waarin potentiële partners op zoek zijn naar gemeenschappelijke consumptiecategorieën (dezelfde hobby’s en smaken) mag dit bevestigen. De logica van datingapps als Tinder – waar we al browsend via een binair systeem de beste match uitkiezen – laat bovendien zien dat de zoektocht naar de liefde zich volledig heeft gemodelleerd naar het zoeken van een nieuw paar sneakers.
Illouz betoogt dat het daten als shoppen weliswaar een zekere seksuele vrijheid stimuleert – namelijk als directe consumptie van de ander met het oog op maximaal genot – maar onze gevoelswereld niet ten goede komt. Terwijl de regels voor een seksuele interactie steeds duidelijker en eenvoudiger lijken, worden de regels voor een stabiele emotionele relatie steeds ongrijpbaarder en moeilijker te definiëren. Dit heeft te maken met het gegeven dat de voorwaarden waaronder en de intenties waarmee relaties worden aangegaan vaak onzeker zijn en lang onzeker blijven – emoties laten zich uiteindelijk slecht in een contract vastleggen. Reden hiervoor is niet alleen de angst een betere investering mis te lopen – de voorwaarden houdt men bewust vaag zodat het contract makkelijker kan worden opgezegd – maar ook de angst om behoeftig over te komen. Behoeftigheid zorgt immers voor een directe waardevermindering in een cultuur die wordt gedomineerd door een ideaal van autonomie. Deze emotionele onzekerheid werkt echter twee kanten op: wanneer de ander onduidelijk blijft in zijn of haar intenties is het voor mij ook lastiger om grip te krijgen op mijn eigen emoties en verlangens, wat niet zelden een identiteitscrisis tot gevolg heeft – wat wil ik zelf eigenlijk? Illouz is niet de minste om ons nog even duidelijk te maken hoe deze onzekerheden vervolgens worden geëxploiteerd door een enorme advies- en therapie-industrie die voorwendt wel te weten wat (voor partner) we eigenlijk willen en wie we eigenlijk zijn.
Een ogenschijnlijk oneindig aanbod, een hedonistische en geseksualiseerde consumptiecultuur, een vrijheidsideaal dat onafhankelijkheid gelijkstelt aan onthechting en een aanhoudende cognitieve en emotionele onzekerheid stimuleren de ‘korte termijninvestering’ boven het onvoorwaardelijke ‘tot de dood ons scheidt’. De ‘exit’ is dan ook meestal de uitgelezen strategie om zowel de eigenwaarde als de marktwaarde op peil te houden. Vaak wordt het verbreken van een relatie zelfs in het onverschillige neoliberale vocabulaire van zelfoptimalisatie uitgelegd als ‘opdoen van ervaring’, ‘het ontdekken van je intimiteit’, of ‘leren wie je bent’. De emotionele schade, het toenemend gebrek aan zelfvertrouwen en het algehele verlies aan geloof in de liefde die het veelvuldig verbreken van relaties tot gevolg kunnen hebben, worden in dit discours vaak over het hoofd gezien.
Illouz betoogt bovendien dat veelal vrouwen hier de dupe van zijn, omdat het patriarchaat zich nog steeds laat gelden via het scopisch kapitalisme: het seksuele kapitaal van de vrouw is in veel grotere mate afhankelijk van haar ‘lichamelijke spektakel’ dan dat van de man, en heeft daarom ook een veel kortere ‘houdbaarheidsduur’. Bovendien karakteriseert ze de informele, onthechte vorm van seksualiteit als typisch mannelijk in zoverre autonomie, macht en genot centraal staan, het lichaam wordt opgedeeld in een set organen, gereduceerd tot hun lustfunctie, en het persoonlijke gevoelsleven moet wijken. Hoewel de vrouw zich deze seksualiteit deels succesvol heeft toegeëigend als een middel tot empowerment,gaat dit evenwel samen met een vergaande objectivering die voor veel verwarring en onzekerheid zorgt, niet in de laatste plaats omdat ons sociaal-culturele ideaalbeeld van de vrouw paradoxaal genoeg nog altijd niet aansluit bij dit type seksualiteit.
Het moet gezegd dat deze klassieke stereotypering – mannen willen seks en vrouwen erkenning van hun gevoelswereld – hier en daar wat ongemakkelijk aanvoelt. Deels komt dit waarschijnlijk omdat het onderzoek van Illouz zich hoofdzakelijk richt op de heteronormatieve relatie tussen man en vrouw. Dit is jammer, omdat er daardoor een enorme verscheidenheid aan relaties en sociale verhoudingen buiten beeld valt. Bovendien moeten we ons serieus afvragen of dit standaard relatiemodel juist niet wordt ondermijnd door de wijze waarop de seksuele vrijheid vandaag de dag vorm krijgt. Tegelijkertijd lijkt Illouz zich hier terdege van bewust en rechtvaardigt ze de keuze voor haar onderzoek uitgebreid, onder andere met het argument dat het fenomeen van de negatieve relatie vooral opgeld doet binnen het heteroseksuele domein, waar nog altijd de grootste seksuele ongelijkheid heerst en stereotypen in grote mate de norm bepalen, waardoor hier ook de grootste problemen ontstaan of op z’n minst het duidelijkst zichtbaar zijn.
Na lezing van het boek bekruipt de lezer toch enigszins het gevoel dat de hedendaagse liefde louter nog bestaat als een hyper-individualistisch geseksualiseerd consumptieproject.
Naast dit heteronormatieve kader schuurt ook Illouz’ deterministische zienswijze af en toe. Het is weliswaar verfrissend om te lezen dat onze collectieve psychologiseringsdrang zelf een sociaal feit is, maar Illouz verklaart onze liefdespraktijken haast volledig aan de hand van sociaaleconomische structuren, waarin werkelijk niets lijkt te ontsnappen aan een neoliberale marktwerking. Deze tendens om ieder sociaal ongewenst fenomeen op het conto van het neoliberalisme te schrijven zien we tegenwoordig vaker bij linksgeoriënteerde denkers, en neemt in slecht uitgevoerde versies soms zelfs de contouren aan van een afgezaagde complottheorie. Hier blijft Waarom de liefde eindigt in al zijn complexiteit, scherpzinnigheid en overtuigingskracht verre van, maar na lezing van het boek bekruipt de lezer toch enigszins het gevoel dat de hedendaagse liefde louter nog bestaatals een hyper-individualistisch geseksualiseerd consumptieproject. Dat velen wel op zoek zijn naar een stabiele en exclusieve relatie (óók mannen), en dat velen hier uiteindelijk ook in slagen (meer dan de helft van het aantal huwelijken houdt nog altijd wél stand) had best meer aandacht mogen krijgen.
Een laatste kritiekpunt betreft de Nederlandse vertaling. In de colofon staat vermeld dat het origineel is verschenen onder de titel The End of Love bij de uitgeverij Suhrkamp Verlag in 2018, maar hier is overduidelijk iets fout gegaan: het origineel is namelijk in het Duits verschenen bij Suhrkamp in 2018, met de titel Warum Liebe endet. Het blijft daarom enigszins onduidelijk wat de brontaal van de Nederlandse vertaling is, maar het boek staat zo vol met tenenkrommende anglicismen en vertaalfouten dat het lijkt alsof we hier met een vertaling van een vertaling van doen hebben. Wanneer bijvoorbeeld het Engelse woord subject meermaals wordt vertaald met ‘onderwerp’, terwijl dit slechts een betekenisvolle zin oplevert met het Nederlandse woord ‘subject’, lijkt het niet alleen alsof de tekst door een vertaalmachine is gegaan, maar vraag je je eveneens af wat er met de eindredactie is gebeurd.
Daar kan Illouz echter weinig aan doen en het laat de waarde van haar werk onverlet. Waarom liefde eindigt is in de eerste en laatste plaats een ongelooflijk rijk en veelzijdig boek waarin grote dwarsverbanden worden gecombineerd met gedetailleerde analyses op basis van een enorme diversiteit aan bronnen. Naast de filosofische en sociologische theorie wordt de lezer afwisselend getrakteerd op herkenbare, saillante of grappige passages uit één van de circa 100 diepte-interviews die de ruggengraat vormen van Illouz’ onderzoek. Daarnaast passeren vele literaire fragmenten de revue – van Jane Austen en Flaubert tot Fifty Shades of Grey – en worden populaire films, krantencolumns en internetfora geregeld aangehaald ter illustratie. Dit alles maakt het tot een aanbevelenswaardig werk voor iedereen met een interesse in de perikelen van de hedendaagse romantiek en het mislukken van de liefde.