Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (boek) – recensie

“Laat ik beginnen met een simpele meerkeuzevraag: Welke van de volgende stellingen is correct?
- Er is ontzettend veel ellende in de wereld.
- Nooit eerder was er zo weinig ellende in de wereld als vandaag.”
Hiermee opent Boudry zijn boek. Natuurlijk is het, zoals hij zelf ook direct erkent, een vals dilemma. Beide stellingen zijn waar, hoewel we kunnen twisten over hoeveel ‘ontzettend veel’ is. Een deprimerend idee? Volgens Boudry niet.
In zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat beargumenteert Boudry op talloze manieren dat het eigenlijk heel goed gaat met de wereld. Veel mensen hebben het idee dat alles vroeger beter ging, maar Boudry weerlegt dit op een grondige manier. Hij beweert dat de overtuiging dat het alleen maar slechter gaat met de wereld, volkomen ongegrond is. Hij besteedt daarbij aandacht aan de manier waarop het menselijk brein uit evolutionair oogpunt werkt, en hoe de media daar op inspelen. Veel van zijn beweringen worden ondersteund door wetenschappelijk onderzoek.
De stijl van Boudry is luchtig, humoristisch en zeer begrijpelijk voor de leek. Bovendien weet hij filosofische diepgang in zijn boek aan te brengen. Hij haalt veel filosofen aan om zijn beweringen kracht bij te zetten. Een voorbeeld is Jean-Jacques Rousseau. Boudry citeert Rousseau om uit te leggen waarom we vaak intuïtief het natuurlijke als goed, en het menselijke als slecht bestempelen. Vervolgens legt Boudry uit hoe we dit tegenwoordig terugzien: in een onredelijke voorkeur voor ongerepte natuur en een weerzin tegen grootschalige en kunstmatige landbouwmethodes. Volgens Boudry is die weerzin niet rationeel, omdat grootschalige en kunstmatige landbouw, mits goed benut, juist een goede manier is om een gezonde voedselvoorziening te waarborgen.
Waar ik erg van genoten heb is het woordgebruik van Boudry. Hij is niet beschroomd om ietwat saaie theorieën op te leuken met zelfbedachte woorden, die hij de rest van het boek consequent blijft gebruiken. Boudry introduceert bijvoorbeeld een paar wetten die van toepassing zijn op echte pessimisten. Eentje daarvan is de ‘Wet van Behoud van Gezeik’. Deze wet houdt in dat mensen vaak geloven dat het verdwijnen van het ene negatieve, het andere alleen maar aanwakkert. Hun argumentatie is bijvoorbeeld: er zijn weliswaar minder ondervoede mensen, maar in plaats daarvan hebben nu veel meer mensen obesitas. Ondanks dat er tegenwoordig veel minder mensen met obesitas zijn dan er vroeger met ondervoeding waren, zal een pessimist die de ‘Wet van Behoud van Gezeik’ hanteert nooit de vooruitgang kunnen zien, beargumenteert Boudry. Een ander voorbeeld van een echt Boudry-woord is de ‘wij-bak’. Cultuurpessimisten spreken vaak in de wij-vorm, maar bedoelen dan ‘iedereen behalve ikzelf’. Zo iemand kan bijvoorbeeld zeggen: ‘wij zijn lui en te individualistisch’, waarbij het als een paal boven water staat dat de schrijver natuurlijk niet zichzelf bedoelt. Boudry is goed in het gebruiken van leuke woorden waardoor zijn tekst serieuze onderwerpen kan aansnijden, maar ook goed te behappen blijft.
“Boudry was duidelijk vastbesloten om een positief boek te schrijven en je merkt dat hij daar soms mee geworsteld heeft.”
Het boek is opgebouwd uit een inleiding, een zevental hoofdstukken en tot slot een epiloog. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de vraag waarom iedereen gelooft dat het bergafwaarts gaat met de wereld, de andere zes hoofdstukken gaan elk over een ander onderwerp. Dat vind ik zelf een erg geslaagde zet want daarmee gaat hij verder dan het bekende, algemene praatje over waarom mensen zo gericht zijn op negativiteit. Hij bespreekt respectievelijk racisme, ongelijkheid, tredmolenpessimisme, neoliberalisme, islamisering en milieuproblematiek. Boudry legt uit waar de angst vandaan komt en zoomt in op de complexiteit van de problematiek. Vervolgens komt hij met een mogelijke oplossing voor het probleem of een wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat het helemaal niet slechter gaat.
Over het algemeen vind ik het boek erg overtuigend, maar af en toe voelt zijn optimisme toch een beetje geforceerd. Boudry was duidelijk vastbesloten om een positief boek te schrijven en het is voelbaar dat hij daar soms mee geworsteld heeft. Hij verduidelijkt bijvoorbeeld dat CO2 niet altijd gevaarlijk is aan de hand van een onderzoek dat aantoont dat onze aarde onder de invloed van de extra CO2 juist aan het vergroenen is. Elders in het boek schrijft hij fundamentalisme af als ‘“een stuiptrekking van een geloofssysteem” die door de wasmachine van moderniteit of Verlichting wordt getrokken. Boudry beweert in het hoofdstuk over islamitisch fundamentalisme dat er slechts één religie tegelijk door deze wasmachine van Verlichting kan gaan, en dat de islam toevallig een van de latere is. Op dit soort momenten lijkt hij in te leveren op diepgang en bedachtzaamheid omwille een luchtig, doeltreffend boek te schrijven. Waarom kan er maar één religie tegelijk door de wasmachine? En waarom zou de islam daar hetzelfde op reageren als het christendom, bijvoorbeeld?
Al met al vind ik het boek een aanrader voor iedereen die graag over de toekomst nadenkt, of gewoon meer informatie wil over een aantal grote hedendaagse problemen. Doordat het ingaat op werkelijke en huidige problemen is het boek heel praktisch van aard. Omdat elk hoofdstuk een ander probleem bespreekt kun je er ook voor kiezen hoofdstukken over te slaan die je niet interessant vindt. Boudry legt duidelijk uit, zijn zelfverzonnen begrippen als de ‘Wet van Behoud van Gezeik’ zijn vermakelijk, en zijn optimisme is aanstekelijk. Zelf denk ik er nog regelmatig aan terug als ik de krant lees. Hoewel hij soms wel erg graag optimistisch wil zijn, vind ik het boek over het algemeen ook zeker realistisch en zie ik de toekomst nu beter geïnformeerd en met meer vertrouwen tegemoet.
Ik geef het boek 3,5 ster van de 5: het is een goed boek dat zeker de moeite van het lezen waard is, maar het is niet altijd even overtuigend.