Enige tijd in de Eeuwige Stad
Enige tijd in de eeuwige stad

Het afgelopen semester verliet ik Nijmegen om van september tot februari in Rome te studeren aan Università di Roma La Sapienza. Dit was gelukkig net voordat het coronavirus Italië in zijn greep kreeg als een van de zwaarst getroffen landen. Gedurende mijn verblijf aldaar schreef ik dit verslag van mijn ervaringen. Inmiddels is het niet slechts een herinnering aan een mooie periode, maar aan een andere tijd. Rome ligt er op dit moment stil en uitgestorven bij; heel anders dan toen ik dit stuk schreef. Onderstaand verslag is daardoor niet alleen een persoonlijke observatie, maar ook een terugblik op een van ’s werelds mooiste steden in betere tijden, niet zo lang geleden.
Ondanks dat alle wegen al naar Rome schijnen te leiden, zag ik geen reden om dat voor de mijne nog langer uit te stellen. Academisch gezien kon het studeren van filosofie in Italië geen slechte keuze zijn. Het feit dat onze eigen FFTR in Nijmegen drie Italiaanse filosofiedocenten telt, wees voor mij al in deze richting. Daarenboven is de Sapienza één van de universiteiten die Rome rijk is en ze heeft in haar 700-jarige geschiedenis haar kwaliteiten meer dan bewezen. Met name de kwaliteit van de geesteswetenschappen is hoog. Ik volg de master Praktische Filosofie en ook politiek gezien is Italië een uitermate interessant land: haar binnenlandse politiek is op zijn zachtst gezegd al boeiend, maar de relatie die Italië daarnaast met Europa heeft, kent vele gezichten en dat interesseert me nog meer. Ik wilde me te midden hiervan bevinden en het aan den lijve ondervinden.
Daarnaast was de aantrekkingskracht die Rome en Italië op me uitoefenden niet te negeren. Ik had grote behoefte om me in een land te bevinden dat anders was dan Nederland. Het heeft daarnaast weinig zin om te ontkennen dat het idee van la dolce vita (ik schaam me bijna om dit cliché aan te snijden) schier onweerstaanbaar is. Ik kon op zijn minst eens gaan kijken wat hier allemaal van klopt… Maar ik merkte vooral dat ik, na mijn leven lang in Nederland te hebben gewoond, eraan toe was om Noord-Europa, al is het maar voor een half jaar, in te ruilen voor het zuiden. Een andere mentaliteit, een ander klimaat, andere gewoonten. Ik wilde me volledig onderdompelen in deze andere wereld.
Rome. De naam alleen al boezemt ontzag in. Ik hoop dat ik erin slaag om in dit stuk ook maar een klein beetje recht aan haar grootsheid te doen. Het is werkelijk een Stad met een hoofdletter S. Ze is gigantisch en kent enorme uitersten. Achter de meest afgebladderde gevel kan zich het prachtigste palazzo bevinden. Onder het vaak nogal hobbelige asfalt bevinden zich nog altijd talloze onontdekte archeologische schatten. In de paar maanden dat ik er was, heb ik meer indrukken opgedaan dan ik in op deze pagina’s kan weergeven. Ik zal echter mijn best doen om een impressie te geven aan de hand van enkele ervaringen die, bij mijzelf althans, het meest in het oog springen.
“When in Rome, do as the Romans do”
Van begin af aan heb ik me voorgenomen om zo goed mogelijk in Rome te integreren. Als ik de Nederlandse standaarden had willen hanteren was ik wel thuisgebleven. Zo is bijvoorbeeld mijn consumptie van espresso enorm gestegen en die van aardappelen enorm gedaald. Maar ook problemen met het openbaar vervoer, tijdrovende bureaucratie en verkeer dat luid toeterend rechtstreeks uit de hel lijkt te komen: het zijn enkele van de meest prominente drempels waar je in Italië tegenaan loopt. Ik probeer ze te ondergaan met een gelatenheid die ik van de Italianen heb afgekeken, zoals ik overigens veel van de Italianen afkijk. Ik probeer om zo vloeiend mogelijk met de stroom mee te gaan en zuig de manier waarop men hier leeft op als een spons. Zo ga ik dikwijls ontbijten bij het koffiebarretje hier op de hoek in plaats van thuis en probeer ik me de stad met al haar uiteenlopende wijken, straten en steegjes zo veel mogelijk eigen te maken. Zo werd ik een keer aangesproken door een enquêteur, die bij wijze van ijsbreker de nationaliteiten van de voorbijgangers raadt en daar door de vele oefening erg bedreven in geworden was. Hij had geen groter compliment kunnen maken toen hij overtuigd zei “Romano?” Ik ben overigens niet nader op zijn vragen ingegaan.
“Dit appartement staat op de naam van de 92-jarige schoonmoeder van de huisbaas, en is ingericht naar wat wel haar smaak moet zijn.”
Ik woon hier samen met een Spanjaard en een Poolse, beiden 20 jaar oud. Met mijn 24 jaren ben ik dus de nestor van het appartement. Dit appartement staat op de naam van de 92-jarige schoonmoeder van de huisbaas, en is ingericht naar wat wel haar smaak moet zijn: de meubelen zijn antiek (op mijn kamer staat een secretaire die mijn hart gestolen heeft) en de muren hangen vol met kleine, goud omlijste schilderijtjes en prenten met 18e-eeuwse taferelen. Ik voel me er in ieder geval prima thuis. Het ligt in het noordoosten van de stad, in de vrij rustige wijk Monte Sacro langs de Via Nomentana: een lange, uit de Antieke tijd stammende weg die vanaf het stadje Mentana rechtstreeks richting het centrum van Rome voert. Hoewel het in absolute zin vrij ver van de binnenstad is, is het toch makkelijk om overal te komen, aangezien de bushalte praktisch voor mijn deur ligt en daar om de haverklap directe bussen naar het centrum stoppen. Tegenover mijn huis ligt een parkje dat begrensd wordt door de rivier de Anienne. Deze rivier is over te steken met de idyllische, middeleeuwse Ponte Vecchio (oude brug). Bovendien is het dal van de rivier op deze plek een natuurgebied. Ik ben heel dankbaar voor de aanwezigheid van deze rustige oase.
Mijn besef van afstand heeft deze maanden een radicale omslag ondergaan. Waar ik voorheen een afstand van twintig minuten fietsen toch al best ver vond, vind ik nu drie kwartier met de bus nog best dichtbij. Aan lange reistijden valt niet te ontkomen. Rome telt vele plekken, musea en wijken die allemaal evenzeer de moeite waard zijn als dat ze ver uit elkaar liggen. Om deze te bereiken zal je je in het Romeinse verkeer moeten begeven en op dit vlak blijkt dat die Romeinen inderdaad wel een beetje rare jongens zijn. De manier waarop men in Nederland fietst, toch ook niet van roekeloosheid verstoken, valt in het niets met hoe men in Italië autorijdt. Iemand maakte ooit de treffende vergelijking van Italiaanse automobilisten met wilde beesten: “Ze ruiken angst. Als je aarzelt ben je verloren.” Als je wilt oversteken, is het zaak om zelfverzekerd en met ware doodsverachting gewoon de weg op te stappen waar en wanneer dat jou uitkomt. Dat is waar men rekening mee houdt. Verkeersregels zijn vooral richtlijnen. Zo heb ik iemand gekend die ooit besloot netjes bij een zebrapad te wachten tot men voor hem zou stoppen. Bij mijn weten staat hij er nu nog. Iedere ochtend brengen omwonenden hem iets te eten en rond vijf uur een aperitief.
La Sapienza
Zoals ik al zei is de Sapienza een universiteit waar de geesteswetenschappen hoogtij vieren. Überhaupt merk ik dat de Italianen de humaniora hoog in het vaandel hebben staan. Ik sprak met enkele bètastudenten en toen ik ze vertelde dat ik filosofie studeer, keken ze me vol ontzag aan, maakten ze eerbiedig ruimte voor me en vroegen ze mijn mening over uiteenlopende kwesties – alsof ik de profeet zelve was wiens komst was voorspeld. Goed, misschien overdrijf ik, maar ik heb die avond niet mijn drankjes hoeven betalen (en misschien is dat wel waar het uiteindelijk om draait). Deze waardering bleek ook toen ik in de bus met iemand aan de praat raakte die me vertelde dat in Italië de filosofiestudenten van nu beschouwd worden als de leiders van de toekomst. Dat zullen we allemaal te zijner tijd wel zien, maar in ieder geval ben ik nog niemand tegengekomen die de vraag stelt “maar wat wil je daarmee worden dan?” De wrange ironie is misschien wel dat je in Nederland niet heel bang hoeft te zijn om met een alfadiploma uiteindelijk nergens terecht te kunnen. Laat die bèta’s maar lachen. In Italië heeft men weliswaar grote achting voor je studie, maar de fuga dei cervelli (braindrain) van voornamelijk alfa’s is hier een heel erg reëel probleem. Afgestudeerden emigreren massaal omdat er in Italië simpelweg geen werk voor ze is. Italië is in vele opzichten de omgekeerde wereld vergeleken met Nederland.
De gang van zaken in en rondom de colleges is hier heel anders dan bij ons, en ik moet zeggen dat het me wel bevalt. Om te beginnen schrijf je je niet in voor colleges, maar voor de examens. Dat heeft als gevolg dat, vooral in de eerste weken, het vaak een komen en gaan is van nieuwe gezichten die even komen kijken of ze het vak wel zien zitten. Maar ook als de cursus al enkele weken of zelfs maanden gevorderd is kan het gebeuren dat er opeens een onbekende naast je zit die zich bedacht heeft. Het digitale platform waarop de inschrijvingen plaatsvinden heet Infostud en ik ben nog niemand tegengekomen (en ik verwacht ook niet dat dat ooit nog zal gebeuren) die dit systeem begrijpt. Het is een alomtegenwoordige entiteit die voor iedereen die ervan afhankelijk is omhuld is met digitaal mysterie. Van de ontwerper, of van de enkele systeembeheerder die wel weet hoe het functioneert, is in geen jaren meer iets vernomen. Paradoxaal genoeg is dit voor mij, digibeet die ik ben, een enorme geruststelling. Want ondanks dat het allemaal niet lijkt te functioneren, komt het uiteindelijk wel op zijn pootjes terecht. Misschien is dit wel Italië in een notendop…
Traditiegetrouw als men hier is, wordt ook het gebruik van het academisch kwartiertje in ere gehouden. Dat komt wellicht door een over het algemeen meer ontspannen houding, maar zeker ook uit een soort noodzaak. Het mag namelijk gerust een prestatie heten als je erin slaagt om een planning te maken en de grilligheid van het Romeinse openbaar vervoer succesvol in je inschattingen te betrekken. Ergens op tijd aankomen is een zeldzame gebeurtenis. Zo had ik ooit een gastcollege van een Armeense professor die maar liefst een uur te laat kwam na geconfronteerd te zijn met Romeinse bussen. Laatkomers in college worden doorgaans vriendelijk begroet door de docent en kunnen plaatsnemen zonder ogen in hun rug te voelen prikken. Men is eerder solidair, en gaat ervan uit dat je ongetwijfeld goede, buiten je controle liggende redenen hebt gehad voor het laatkomen. Sterker nog, er wordt niet eens verondersteld dat je komt opdagen voor college. Er is per cursus een aparte regeling voor studenten die de colleges niet kunnen bijwonen. In theorie zou je dus het hele semester geen enkel college hoeven te bezoeken en vervolgens toch examen kunnen doen. Hierdoor heb je als student veel meer zelfstandigheid en zelfbeschikking.
Taal
Iets anders, en misschien wel het voornaamste, dat me hier opvalt is de kwestie van de taal. Italianen zijn over het algemeen berucht om hun slechte beheersing van het Engels en ik begrijp inmiddels dat deze reputatie niet geheel onterecht is. Ik wilde deze gelegenheid echter gebruiken om een nieuwe taal te leren, dus ruim een halfjaar voordat ik hiernaartoe kwam was ik begonnen met het volgen van een taalcursus Italiaans. Ik was al direct na mijn aankomst heel blij met deze basis: toen ik het contract voor mijn kamer ging ondertekenen bleek mijn huisbaas enkel Italiaans te spreken. Nog noemenswaardiger is dat dit ook gold voor de medewerker van het bureau dat de huisvesting voor buitenlandse studenten regelt.
“Ik zie het hier niet zo snel gebeuren dat men zoveel mogelijk activiteiten, vakken of zelfs hele studies in het Engels aan zal bieden om het voor internationale studenten aantrekkelijker te maken.”
Ik heb opgevangen dat van alle vakken op de hele universiteit 10% in het Engels gegeven wordt. In principe gebeurt alles hier in het Italiaans. Het wordt van je verwacht dat je kennis hebt van de taal als je van plan bent om hier te wonen en te studeren. Men doet er dan ook alles aan om de inkomende studenten hier kennis van te laten nemen en om hen daarnaast onder te dompelen in de Italiaanse cultuur. Het Erasmus Student Network (ESN) organiseert naast feesten ook talloze activiteiten zoals informatieve rondleidingen door de stad en omgeving, workshops, en dergelijke. De voertaal hierbij is Italiaans. Het meest treffend vond ik nog wel dat de decaan van de letteren- en filosofiefaculteit tijdens de introductieweek een lange welkomsttoespraak gaf voor een zaal vol Erasmusstudenten, en dit bewust volledig in het Italiaans deed. Niet omdat hij het Engels niet machtig was, maar omdat hij ervan uitging dat wie hier komt studeren de taal spreekt. Ik kon niet anders dan het met die man eens zijn. Men draagt hier actief het idee van een Erasmusverblijf uit dat men zich openstelt voor het land waar men zich bevindt, zodat er ook daadwerkelijk iets van uitwisseling kan ontstaan. Ik zie het hier niet zo snel gebeuren dat men zoveel mogelijk activiteiten, vakken of zelfs hele studies in het Engels aan zal bieden om het voor internationale studenten aantrekkelijker te maken om hierheen te komen. Nu is het wel zo dat een stad als Rome en een universiteit als La Sapienza zich de moeite van actieve werving kunnen besparen: de studenten zullen altijd als motten op hun licht blijven afkomen. Ook zal Italiaans voor velen een toegankelijkere taal zijn om te leren dan het Nederlands. Toch durf ik te zeggen dat de Nederlandse universiteiten hier nog wel wat van zouden kunnen leren. Deze achting voor de eigen taal komt de kwaliteit van het onderwijs vooral ten goede, merk ik. Het is bovendien niet verkeerd om verwachtingen te hebben van de studenten die hier te gast zijn. Integendeel, persoonlijk voel ik me hierdoor juist meer serieus genomen en de hele ervaring wordt er alleen maar leerzamer van.
In ieder geval ondervind ik zelf minder obstakels in de taal dan ik aanvankelijk vreesde. De dagelijkse blootstelling aan de taal en de taalcursussen die ik ook hier nog steeds volg helpen enorm. Ik volg hier drie vakken, voor een totaal aan 27 ECTS, waarvan er een in het Engels is en de andere twee in het Italiaans. Bij die laatste twee ben ik veruit in de minderheid als Erasmusstudent, maar de docenten zijn bijzonder meegaand en toegeeflijk en nooit te beroerd om wat ze zeggen even te herhalen. Een docente, bij wie ik een Italiaanstalig vak volg dat reflecteert op de Verlichting, begon helemaal te stralen toen ik vertelde dat ik uit Nederland kom. In het kader van de Verlichting spreekt ze dan ook vrijwel elk college wel een keer over “il paese di Pieter” als veilige haven voor zeventiende- en achttiende-eeuwse denkers, waar men vrijelijk kon spreken, denken en de elders verboden boeken kon drukken. Dan kijkt ze veelbetekenend mijn kant uit en lijkt ze oprecht vereerd om een iemand uit dit land in haar klas te hebben. In haar jonge jaren had ze een tijdje in Amsterdam onderzoek gedaan, en ze vraagt dikwijls of ze de Nederlandse titels van bepaalde werken goed uitspreekt. Het is mooi om te zien hoe zo’n verblijf in het buitenland van twee kanten kan werken.
“Op een dag sprak ik een tachtigjarige dame in de bus, die me vertelde dat ze al haar hele leven in Rome woonde en nog altijd niet het gevoel had dat ze de stad kende.”
Het Engelstalige vak dat ik volg valt onder politieke filosofie en gaat over hoe begrippen over normaliteit aan de basis liggen van wetgeving en politiek. We behandelen in deze context onder anderen auteurs als Schmitt, Girard en Foucault en hun respectievelijke invalshoeken op normaliteit. Het derde vak dat ik volg is een vak bij Geschiedenis en schetst de ontwikkeling van het toerisme in Italië. Het is fijn om een vak te volgen dat expliciet gaat over het land waar ik te gast ben. Verschillende excursies zijn onderdeel van het vak, waaronder naar het Goethehuis en het niet-katholiek kerkhof (waar de dichters Keats en Shelley liggen, alsook de filosoof Antonio Gramsci). Dit in het kader van de Grand Tour in de 18e en 19e eeuw van de jongemannen die voor hun vorming een reis door Italië maakten. Ik kon een licht gevoel van herkenning niet onderdrukken.
Mijn eigen versie van een Grand Tour in Italië is een ware onderdompeling in zoveel mogelijk van al het bijzondere dat Italië en Rome te bieden hebben. Om nog maar wat te noemen: ik bezoek musea bij de vleet en maakte met Kerstmis het Urbi et Orbi mee op het Sint Pietersplein. Op een dag sprak ik een tachtigjarige dame in de bus, die me vertelde dat ze al haar hele leven in Rome woonde en nog altijd niet het gevoel had dat ze de stad kende. Er zullen altijd genoeg redenen zijn om er terug te keren.
Rome en Italië zullen me altijd blijven boeien en aantrekken. Hoewel er genoeg mensen van thuis zijn die ik tijdens mijn verblijf heb gemist, ben ik snel gewend geraakt aan het leven in Rome en ik ben me er erg thuis gaan voelen. Ik verwachtte dan ook dat ik bij thuiskomst meer ontwenningsverschijnselen zou hebben dan toen ik in Rome aankwam. Dat bleek uiteindelijk moeilijk te zeggen, aangezien de situatie in Nederland eveneens snel veranderde toen het coronavirus me achterna reisde. Ik zou in mei voor enkele dagen terug naar Rome gaan, maar dat zal ik moeten uitstellen. De tijd zal leren wanneer de wegen me weer terug naar Rome zullen voeren.