Inleiding
Friedrich Nietzsche (1844-1900) was naast filosoof ook getalenteerd filoloog. 1 In 1869 werd hij als 24-jarige benoemd tot hoogleraar klassieke filologie aan de universiteit van Bazel. Antieke denkers hebben dan ook een grote invloed gehad op het denken van Nietzsche. Er is in de literatuur veel geschreven over de invloed van Heraclitus, Plato en de stoïcijnen op Nietzsche. Er is echter weinig geschreven over de invloed van de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.) en zijn Romeinse volgeling Lucretius (94-55 v.Chr.) op het denken van Nietzsche 2. De invloed van Epicurus op het denken van Nietzsche wordt naar mijn opvatting onderschat. Nietzsche heeft vele aforismen over Epicurus geschreven en in een aforisme uit het werk Der Wanderer und sein Schatten (1880) noemt Nietzsche Epicurus zelfs een van de grootste mensen ooit (Nietzsche 2008a, 534; WS295). Dat zullen velen opvallend vinden; veel van Epicurus’ gedachten zouden we immers niet meteen met Nietzsche associëren. Zo hebben beide denkers een hele andere visie op het lijden. Toch is Nietzsche bijzonder positief over Epicurus. Nietzsche – ook wel de ‘filosoof met de hamer’ genoemd – staat erom bekend grote kritiek te hebben op vrijwel iedere denker en discipline. Er zijn slechts enkele figuren waar Nietzsche achting voor uit, waaronder Epicurus (Nietzsche 2008a, 415; VM408).
Lees meer- Een taalkundige die zich specialiseert in oude en dode talen. ↵
- Nietzsche lijkt het denken van Epicurus en de epicuristische interpreet Lucretius met elkaar te identificeren. In dit stuk wordt Lucretius dan ook niet zozeer als individuele denker behandelt, maar voornamelijk als interpreet van Epicurus. ↵